Als culinair schrijver ga ik graag op werkbezoek. Langs bij boeren, vissers, tuinders, maar zeker ook fabrieken, want als je schrijft over eten, moet je ook weten hoe het allemaal precies gekweekt, gefokt, gevangen en in elkaar geknutseld wordt. Maar een ovenfabriek, nee, daar was ik nog nooit geweest. Dus als groot ovenfan en dagelijks gebruiker, wreef ik in mijn handen toen ik een uitnodiging kreeg om de Engelse fabriek van Rangemaster te bezoeken. Rangemaster zei mij niks, en u vast ook niet, maar dat is de firma van de AGA. U weet wel, zo’n prachtig gietijzeren bakbeest bestaande uit meerdere ovens met elk een eigen, constante temperatuur. Je zet hem één keer in je leven aan en daarna gaat hij nooit meer uit, dus altijd een warme keuken. Vroeger met hout, tegenwoordig op gas of elektra. Regelknoppen ontbreken, voorverwarmen hoeft niet, kooktijden en temperaturen doen er niet zo toe. Een AGA is dan ook geen oven, maar een andere manier van leven.
Helaas woon ik vijfhoog in een appartement in hartje Amsterdam, da’s een tikkie lastig voor 600 kilo gietijzer. Een typisch geval van ‘tussen droom en daad staan praktische bezwaren’. Maar zie, bij Rangemaster maken ze ook ‘gewone’ ovens, of fornuizen, moet ik eigenlijk zeggen, die in Nederland onder de naam Falcon verkocht worden. Net als een AGA met veel deurtjes, zodat je er allerlei verschillende gerechten in kunt bereiden (bakken, grillen, roosteren, stoven). Kijk, dat is natuurlijk veel handiger dan één joekel van een oven als je geen eigen weeshuis hebt, alleen al vanwege de lange voorverwarmtijd. Nee, zo’n mix van verschillende ovens met elk hun eigen (zelf instelbare) temperatuur lijkt me geweldig. En toch elk groot genoeg om er een kalkoen of een fikse lasagne in te zetten, in tegenstelling tot die combimagnetronnetjes die veel mensen hebben. Leukste gadget: een rekje voor aan de ovendeur (‘handy rack’) om je ovenschaal in te zetten. Dat kan toch echt alleen een Engelsman bedacht hebben: zo kun je makkelijk je Sunday Roast bedruipen met vet. Ook fijn: een la om deeg in te laten rijzen. Volgens mij eveneens typisch Engels, want standaarduitrusting in Great British Bake Off maar in geen velden of wegen te bekennen in Heel Holland Bakt.
Maar ik ben nu al aan het afdwalen. Terug naar de fabriek. Die ligt in Royal Leamington Spa, een ooit glorieus, nu licht afgebladderd plaatsje vlakbij Birmingham waar in de achttiende eeuw een zoute bron gevonden werd.Van heinde en verre kwam men badderen, maar hoewel van de zes badhuizen intussen niets meer over is, blijven de Lemingtonians hardnekkig ‘Spa’ achter hun plaatsnaam houden. Het toeval wil dat het ook de woonplaats was van ondernemersfamlie Flavel, met een fascinatie voor gietijzer. Nog overal in het plaatsje zie je sierlijke gietijzeren ornamenten en balkonnetjes. William Flavel is naar verluidt de uitvinder het allereerste fornuis. Werd er voorheen gekookt in een ketel boven een houtvuurtje, de Kitchener (uit 1830) bestond uit een bouwwerk met veel gietijzeren deuren waarin en waarop je kon bakken, grillen en stoven. Revolutionair! Alle koningshuizen van Europa wilden er wel eentje. In de hal van de Rangemaster-fabriek (opgericht in 1777) staat nog het allereerste exemplaar. Intussen zijn ze een miljoen fornuizen verder, jazeker, ook voor de gewone man.
Die worden luttele meters verderop gebouwd, in de fabriekshal waar het er nog verrassend ouderwets aan toe gaat. Alle onderdelen worden in eigen huis gefabriceerd, tot alle nippeltjes en palletjes aan toe. “Alleen de elektrische bedrading komt van ergens anders,” zegt de rondleidster na enig diep nadenken. Het basismateriaal bestaat uit grote stalen platen die in gigantische persen voorzien worden van randjes en gaten. Al wandelend door de fabriek zie je letterlijk hoe na talloze handelingen uiteindelijk een compleet fornuis ontstaat. Gemiddeld gesproken doen ze acht uur over één fornuis, en daar hebben dan honderd man (m/v) allemaal een handeling aan verricht. Al maken ze er natuurlijk nooit eentje tegelijk, maar tot maximaal 300 per dag, vorig jaar 65.000 fornuizen in totaal. In allerlei kleuren, vormen en uitvoeringen.
De oudste pers (die groene) stamt uit 1930, maar hij doet het nog prima:
Ik word blij van dit soort plekken waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. Maar vergis je niet: er zit echt een systeem in.
Robots hebben ze ook, deze vrolijke oranje jongens heten Torvill & Dean:
Langzamerhand begint het ergens op te lijken. Vandaag helaas geen rode fornuizen, mijn lievelingskleur, maar een zwarte serie.
Elk knopje wordt getest, van elk fornuis. En dan is het alleen nog maar kwestie van een lapje erover en klaar.
En wat kost dat? Dat verschilt nogal. Denk aan ergens tussen de € 2.000 en € 7.500, afhankelijk van formaat (tussen 90 en 120 cm), functies en materialen. Vooruitlopend op de toekomst (gas eruit) is inductie in opmars. Een fors bedrag, zeker, maar een aanschaf voor het leven. En overigens een stuk lichter dan een AGA: slechts 30 kilo. Voor meer info, zie hier.
En kreeg ik er nou eentje mee naar huis? Nee, zo rooskleurig is het leven van een culinair schrijver nou ook weer niet. Maar ach, hij past vanwege de breedte helaas toch niet in mijn keuken. Maar kijk, ik kreeg wél een mooie mok mee. Hij staat naast mijn andere pronkstuk, een AGA-koekjesblik dat ik een paar jaar geleden al van een vriendin cadeau kreeg. Daar kan ik voorlopig prima bij wegdromen.