Bij mij mislukt er heus ook wel eens iets in de keuken. Maar mislukt betekent niet altijd oneetbaar, soms pakt het gewoon heel anders uit dan je had verwacht, maar blijkt het onverwacht toch lekker. Neem nou mijn watermeloenijs. Ik ben gek op watermeloen. En gek genoeg eet ik het veel te weinig. Dezer dagen liggen de knalrode moten overal hoog opgestapeld, dus is er geen enkele uitvlucht meer mogelijk.
Watermeloenijs leek me wel wat. Pitjes eruitgepeuterd, staafmixer erop en toen een afgekoelde suikeroplossing van een kopje suiker en een kopje water en wat meegetrokken muntblaadjes erdoor. Dat mocht eerst een nachtje in de koelkast om alvast lekker koud te worden. De volgende dag veranderde het in de ijsmachine keurig binnen 20 minuten in een zeer ijsachtige massa, zij het nog niet helemaal stevig genoeg. Dus hup in de vriezer voor wat nastijfwerk.
Weer een dag later bleek de bak ijs echter veranderd in oudroze beton. Knetterhard. Na een kwartiertje op het aanrecht was het iets zachter, maar bolletjes scheppen lukte voor geen meter, de substantie vlokte meteen uit elkaar. Toen maar geserveerd als een soort granita, ook leuk. Koekje erop, aardbeitje voor de gezelligheid erbij – ik had natuurlijk een stukje meloen met schil moeten achterhouden voor de garnering, maar daar kom je altijd pas achter als het al te laat is. En wat bleek? Mislukt, maar toch heel erg lekker. En het opvallendste was het mondgevoel: zelden zulk opvallend ijs-en-ijskoud ijs geproefd.