Nog zoiets waar je niet aan ontkomt op Anguilla, dat sprookjesachtig bestrandde eilandje in de Carribean, is crayfish. Het ziet eruit als een bescheiden kreeftje, maar dan zonder die enorme scharen. Wel met veel sprietige uiteinden, waar overigens niks eetbaars inzit, geloof me, ik heb het geprobeerd. Onvervalst lekker van de barbecue met een licht citroenig botersausje. In tegenstelling tot de Fransen, die hun fruits de mer en crustacés altijd voorzien van een compleet arsenaal aan gereedschap, dien je deze beestjes te Anguilla kennelijk gewoon met een mes te lijf te gaan. Omdat de messen in elk restaurant steevast van groot formaat zijn, is dat nog een heel gedoe. Totdat ik ontdekte dat het met een botermesje perfect lukte om met één vloeiende beweging het sappige vlees uit de staartschaal te hupsen. Echt, je eet je vingers erbij op. Dat zie je aan deze onvervalste amateurfoto trouwens niet af, maar dat komt door de combinatie van overenthousiaste flitser en romantische kaarsverlichting in het – overigens geweldige – restaurant Straw Hat, maar daarover later meer. Volgens de onmisbare Alan Davidson – waar is een beetje culischrijver zonder meneer Davidson?? – is crayfish trouwens een verkeerde naam, dat doet meer denken aan rivierkreefjes, en inderdaad, al googlend op crayfish kom je steevast uit bij Zweedse augustusfeestjes. Maar de Anguilliaanse crayfish zwemt toch echt in zee en heet eigenlijk langoest. Wat trouwens ook weer iets heel anders is dan een langoustine. Voor wie echt wil weten hoe het nu zit met het verschil tussen kreeft, langoest en langoustine, hier wordt het handig uitgelegd.Volgens dezelfde Alan Davidson kunnen ze maximaal 50 centimeter worden, en ik heb ze ook inderdaad van dat formaat gezien, ergens in een zeebassin bij wijze van huisdier, maar die op mijn bord waren steevast iets van 20 cm, alle uitstekende sprieten niet meegerekend. Da’s nog steeds een hoop.