Al jaren beijver ik mij voor het lekker eten zonder pakjes, zakjes maar ook potjes. Derhalve was het dapper van de Italiaanse potjesfirma Saclà om mij uit te nodigen voor een persreis naar hun basilicumvelden en fabriek. Dat ik recentelijk in een proefpanel bij Vara’s Kassa nog alle potjespesto’s, ook die van hun, als onvoldoende had beoordeeld, ook dat weerhield ze er niet van om me allerhartelijkst te ontvangen. Dat begon op z’n Italiaans met een lunch in de schaduw van het boerenerf in de Piemonte.
Eerst eten, dan het veld in. Even achter de hoeve beginnen de eeuwig wuivende basilicumvelden, die echter niet blijken te wuiven, want zo hoog worden ze niet. Geuren deden ze ook al niet heel erg, maar daarvoor stonden de plantjes er ook te fier en ongerept bij. Kneuzen doet pas echt geuren. Een collega-journaliste adviseerde om eens flink stampend door het veld te rennen, maar dat durfde ik toch niet aan.
Nog even een close-upje voor degenen zonder bril. Mooi hè?
Weet je waar het wél heel sterk naar basilicum ruikt? In de fabriek. Hartje Asti (Piemonte, noord-Italië) ligt de fabriek van de familie Ercole, opgericht in 1939 en aanvankelijk vooral gewijd aan het conserveren van groente waar de regio zo om bekend stond en staat, zoals paprika’s, asperges en artisjokken. Nog steeds zijn ze groot in artisjokken, maar tegenwoordig vooral ook in van alles met tomaat en dus met basilicumpesto.
Het is intussen de volgende ochtend. Grote rolcontainers vol groene blaadjes staan in een hal te wachten op verwerking, ons bedwelmend met de verrukkelijke geur. Omhoog gaan ze, op een transportband. Eerst in bad, dan door de douche, daarna door de hakselaar. Vervolgens gaan de overige ingrediënten erbij. Pijnboompitten, maar ook cashewnoten. ‘Voor de crunch’, zegt de persvoorlichtster, maar toch ook om de kosten te drukken, want we weten toch wel hoe duur pijnboompitten zijn? Aardappelvlokken gaan er ook in, en geen echte knoflook maar knoflookpoeder, want ‘droge stoffen werken beter om het vochtgehalte in balans te brengen’. En is die lichtgele olie wel olijfolie? Nee, zonnebloemolie. De persvoorlichtster blijft blijmoedig alle vragen beantwoorden en geeft toe dat het ook simpelweg een prijskwestie is. ‘Als we pesto zouden maken volgens het traditionele recept, zou een potje 10 euro moeten kosten, en dat heeft de consument er nu eenmaal niet voor over.’ We moeten realistisch blijven.
Hierna volgen twee soorten kaas: grana padano (parmezaan) en pecorino. ‘Wist je dat pesto pas bekend is geworden dankzij de industriële productie?’ vraagt de persvoorlichtster. ‘Het is van oorsprong iets puur regionaals. De pecorino zit er pas in sinds ze ook in Rome pesto kennen, want die kaas hebben we hier helemaal niet.’
Kijk, zo steek je nog wat op.
Via een pijpleiding wordt de kersverse pesto door een trechter in grote containers gegoten. Voorzichtig proef ik wat van de laatste, knalgroene druppels en ik ben aangenaam verrast. Zonnebloemolie, cashewnoten en aardappel, wat zou het? Die worden volledig overschaduwd door de heerlijke verse smaak van die karrevrachten basilicum. Even later gaat het kermitgroene spul in glazen potjes, dekseltje erop en dan is het dringen voor de pasteuristatie. Helaas een onmisbaar stadium als je houdbare spullen wilt maken, maar eeuwig zonde is het wel. Niet alleen de frisgroene kleur, ook de kenmerkende basilicumsmaak delven het onderspit. Jammer, jammer.
Ik hou het dan ook nog altijd bij zelfgemaakte pesto. Maar wel bij de artisjokken en gedroogde tomaatjes uit pot, want die vind ik dan weer wél aanbevelenswaardig. En daar gaan we morgen eens mee koken!