Ineens vond ik twee bijna complete stronken bleekselderij in mijn groentela, die er zo te zien al een tijdje lagen. Nu kunnen deze taaie rakkers best wat hebben. Ze zijn eraan gewend dat er voor een gerecht vaak hooguit een of twee stengels nodig zijn, waarna de rest geduldig moet gaan liggen wachten op een eventueel vervolg. Tja, bleekselderij is toch een beetje het muurbloempje onder de groentes. Nimmer op de voorgrond, intens bescheiden. Ook in kleur: niet knalgroen, eerder een beetje tegen het vaalbleekgele aan. Wat eten we vanavond? Bloemkool of boontjes, andijvie of spinazie? Gek genoeg hoor je nou nooit eens iemand uitroepen: ‘Bleekselderij!’ En toch zit er enorm veel smaak in, kruidig en verrassend zout-hartig. Vraag maar aan de Italianen. Niet voor niets beginnen die menig gerecht met gli odori (‘de geuren’). Een fijngehakte mix van gelijke delen – van elk maar een beetje – ui, wortel en bleekselderij die de basis vormen van bijvoorbeeld bolognesesaus. Juist door die groentes rustig en langzaam samen te laten fruiten, krijg je een aromatisch smaakbommetje dat de hele boel optilt naar veel meer dan de spreekwoordelijke som der delen.
Maar hoe kwam ik nou toch aan twee van die stronken? Geen flauw idee. Tja, met twee koelkasten en veel heen en weer gereis naar Frankrijk vergeet je wel eens wat je ook alweer allemaal op voorraad hebt.
Wat doet een mens met een overdosis bleekselderij? Heerlijk in combinatie met mosselen, maar daar is het nu nog niet de tijd voor. Vijf pannen bolognesesaus maken? Ook weer zo wat. Toch bleef ik in de Italiaanse hoek, met risotto. Met gli odori in het achterhoofd promoveerde ik de bleekselderij echter naar de hoofdrol en werden ui en wortel bescheiden sidekicks. Er lag ook nog een handjevol spekjes, die mochten ook naar het feestje. Grappig genoeg zie je in het eindresultaat op het eerste gezicht bijna niks meer terug van de hoofdgroente, die smelt onzichtbaar samen met de rijst, terwijl de vrolijke spikkeltjes wortel en spek alle aandacht opeisen. Muurbloempje, ik zei het al. Tot de eerste hap, let maar eens op.
RECEPT Risotto met bleekselderij
Nodig voor 4 personen:
300 g risottorijst (bijv. arborio of carnaroli)
500 g bleekselderij
1 wortel
1 ui
100 g spekjes
1 liter (hete) groentebouillon
150 ml droge witte wijn (of Noilly Prat vermout)
40 g boter
2 theel venkelzaadjes
handje versgeraspte parmezaan
handje dille of peterselie
zout & peper uit de molen
Snipper de ui, wortel en bleekselderij. Hou eventuele selderijblaadjes apart. Smelt de helft van de boter in een hapjespan en fruit dit groentetrio samen met de spekjes zachtjes zeker 10 minuten. Voeg de rijst en venkelzaadjes toe en schep 1 minuut mee. Giet de wijn erbij en laat op hoog vuur even verdampen. Voeg in één keer bijna alle hete (!) bouillon toe plus zout en peper en laat alles op rustig vuur ± 18-20 minuten sudderen. Permanent roeren hoeft niet, alleen goed aan het eind; zo komt het zetmeel uit de rijst los en dat zorgt voor binding. Proef op zout, peper en gaarheid. Te droog? Wat extra bouillon erbij. Roer van het vuur af de rest van de boter, geraspte parmezaan en fijngehakte dille/peterselie en bladselderij erdoor. Verdeel over borden.
TIPS:
• Venkelzaad is een fijne smaakmaker om altijd in huis te hebben. Fris, anijzig, steeds verrassend.
• Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: Italiaanse risottorijst maakt een wereld van verschil. Koop arborio, carnaroli of vialone nano, zelfs de supermarkt heeft het tegenwoordig.
• Nog iets wat ik graag uitentreuren benadruk: altijd te veel risotto maken, met de koude restjes maak je morgen in een handomdraai heerlijke risottoballetjes (supplì of arrancini).
Dit recept verscheen eerder in Trouw (©: Koken met Karin).
Bewaar dit recept als pin op Pinterest:
KOOKBOEKENTIP
Heb je al een boek? Wist je al dat ik behalve deze website ook een hele trits aan kookboeken heb geschreven, vol nieuwe recepten die allemaal níet online staan? Te koop in alle boekwinkels, bij bol.com maar ook persoonlijk gesigneerd via mijn eigen webshop.