Deeg over van de hartige taart van gisteren? Want de hoeveelheid deeg in een recept is nooit precies 100% de hoeveelheid die je nodig hebt voor je taartvorm. En hoe dunner je het deeg uitrolt of uitduwt, hoe lekkerder het resultaat. Niemand houdt van dikke bonken deeg. Maar wat doe je met die afgesneden randjes? Nooit weggooien, maar meteen uitduwen in (ingevette en bebloemde) vormpjes. Ik heb een heel assortiment kleintjes in huis, die daar ideaal voor zijn. Bewaar de vormpjes met deeg erin (met een stukje bakpapier ertussen, tegen het plakken) in een plastic zak in de vriezer. Ze kunnen bevroren en al de hete oven in. En dan zijn er twee mogelijkheden: eerst bakken, af laten koelen en dan een vulling erin (slagroom of banketbakkersroom of lemoncurd met wat fruit erop bijvoorbeeld), of je bakt ze met vulling. Een fruitvulling is het allermakkelijkst. Een appeltje heb je altijd wel in huis, nietwaar? In kleine stukjes snijden, wat suiker en kaneel erdoor, en hop de oven in.
Of wat dacht je van deze mini-abrikozentaartjes?
Neem verse abrikozen (ik had hele mottige exemplaren op de fruitschaal liggen die niet echt rijp wilden worden), snij doormidden, wip de pit eruit. Leg een halve abrikoos, snijkant naar boven, in elk (vers of bevroren) taartvormpje. Bestrooi lekker met suiker. Wat geschaafde amandelen erover en voor de kleur een piepklein vlokje boter en dan 10-15 minuten in een hete oven (200 °C), net zolang tot het deeg er gaar en lichtbruin uitziet en het fruit sappig.
Kan trouwens ook heel goed met perziken.
Zo heb je in no time een lekker taartje bij de koffie of toetje. En je bent meteen van je ouwe rotzooi af.