Ik ken ze alleen klein en gedroogd in een peperduur potje: morieljes. Maar nu stonden ze ineens zomaar in de tuin van ons favoriete Franse vakantiehuisje. Een huisje van vrienden, waar wij echter zo vaak zijn, dat het stiekem ook een beetje van ons voelt. Van de weeromstuit doen wij altijd heel erg ons best in om het huis. Want zo’n tijdelijk bewoond optrekje, daar weet de natuur wel raad mee. Zodra je de straat uit rijdt, staat het gras alweer twee kontjes hoog, zwiept de heg alle kanten uit, zien zevenblad en brandnetel grijnzend hun kans schoon en is het binnen acuut één groot spinragfestijn.
Allerergste is het terras waar de eettafel staat. Gras, mos, onkruid, alles komt graag en vooral in groten getale tussen de roodbakstenen tegels heen piepen. Een enorme klus om dat elke keer weer te verwijderen. Maar kijk, nu stond er ineens een vuistgrote sponszwam.
En verderop nog eentje.
En nog eentje!
Zeg, zijn dat nou morieljes? Dat zijn immers lentepaddestoelen.
In Frankrijk kun je traditiegetrouw naar de apotheek met je zelfgeplukte zwammen om te checken wat het is (en of je niet per ongeluk een giftige soort hebt meegenomen), maar in dit halflege dorp is al jaren geen apotheek meer te bekennen. Wifi hebben ze hier ook al niet (Wikipedia: “Een morielje (Morchella) of morille is een sponsachtig type zakjeszwam met een hoed en een holle steel”, las ik later), maar gelukkig bevatte de huisbibliotheek wel een wildplukgids.
Niets anders in het boek komt zo te zien in de buurt.
Al staat er wel een waarschuwing voor mogelijke verwarring met de voorjaarskluifzwam (of valse morielje), maar die kans lijkt me nihil. Zeg nou zelf.
Nee hoor, dit zijn echte morieljes. Of morilles, op z’n Frans. Drie stuks!
En nu? Eerst maar eens even in een bak water, om te kijken of er veel beestjes uit kruipen. Dat bleek niet het geval.
En dan fluks in de pan.
Uitje fruiten, in stukjes stukjes gescheurde morielje erbij, die in rap tempo wegslinken. Afblussen met een scheutje witte wijn, room erbij, beetje peper en zout, toefje bieslook en dan op geroosterde stokbroodjes. Van die drie enorme joekels blijft uiteindelijk niet zo heel veel over, maar wel genoeg om vijf mensen gelukzalig te doen genieten van een heel bijzonder voorafje.
En voortaan heel voorzichtig wieden rondom het terras, zodat ze er hopelijk volgend jaar weer staan.