Ik weet niet wat ik irritanter vind: kinderen die niks lusten of moeders die kirren dat hún kind álles eet, van olijven en oesters en chilipepers tot gestoomdekwallensoep en gefrituurde geitenballen aan toe. Jaja.
Kinderen en eten, het is een heikel onderwerp. En ik als stuurman aan wal heb makkelijk praten, dat realiseer ik mij terdege. Ik heb alleen een neefje van 3½ die zich vooralsnog redelijk omnivoor opstelt, wat hem natuurlijk geraden is, als enig erfgenaam van de uiteindelijke Koken-met-Karinmiljoenen.
Het is een buitengemeen gevoelig onderwerp, bij alle ouders. Dus ik zeg maar liever niks als ik kinderen zie die alleen pannenkoeken blieven (en krijgen), waarvoor de saus onder de kraan van de pasta afgespoeld wordt omdat ze alleen kale spaghetti lusten, of die alle ‘toe nou, je hoeft maar één hapje te proberen’ stoïcijns negeren omdat ze weten dat ze uiteindelijk toch wel gewoon een boterham krijgen. ‘Want ‘er moet toch íets in’ van de bezorgde mama’s en papa’s.
Fout, helemaal fout.
Maar wat moet je dán? Gelukkig komt het later vaak vanzelf alsnog goed, maar ik kreeg laatst nog een mailtje van een jongvolwassene die vroeg om recepten ‘maar ik lust geen ui, courgette, tomaat, paprika, broccoli, komkommer en vis’. Tja, dat oogt toch echt als een gevalletje hopeloos. Arm kind. Dus het lijkt me in het belang van de maatschappij om zo snel mogelijk te beginnen met de culinaire opvoeding van onze toekomstige generaties.
Laat daar nu nét een boek over verschenen zijn. Francesca van Berk (van het blog Francesca kookt) schreef Mag ik nog een hapje? dat veel meer is dan alleen een kookboek. Nee, het is blijkens de ondertitel niet een, maar zelfs ‘het praktische handboek voor de culinaire opvoeding van kinderen.’ Een gat in de markt, want zoiets was er bij mijn weten nog niet.
Het begint bij eten als je zwanger wordt (gevarieerd en pittig helpt voor later) en gaat dan over naar babyhapjes (eerst groente, dan pas fruit, want zoet lusten ze sowieso al) en er zijn zelfs tips hoe je de deur uit gaan met een baby een beetje handig tackelt. Van daaruit groeit het boek verder naar dreumes (‘Rond het tweede levensjaar kun je geregeld ‘lus-ik-nie’ of de inhoud van een bord naar je hoofd geslingerd krijgen. Dat hoort erbij en meestal komt het allemaal goed.’), peuter en kleuter. Veel praktische aandacht voor zaken als geduld, variatie, de tijd nemen voor samen eten en je kind laten meehelpen koken en het menu kiezen.
Lees vooral ook het ‘laat-je-niet-gekmaken-hoofdstuk’, daar kikker je van op. Tussen de bedrijven door volop foolproof gezinsrecepten, uiteraard. Maar ook lijstjes voor de voorraadkast, maaltijdplanningtips, moestuinideeën en last but not least: hoe ga je fatsoenlijk met je kind uit eten zonder dat hij of zij jengelend om appelmoes door het etablissement rent. Ik zal nooit vergeten hoe ik ergens begin twintig voor het allereerst at in een sterrenrestaurant en daar helemaal flabbergasted van was. Maar wat me vooral is bijgebleven, is dat aan de tafel naast ons een gezin zat met twee jonge kinderen die zaten te genieten van kreeft (Kreeft! Op je zesde!) en tussendoor lekker met kleurpotloden in de weer waren. Het kan dus best.
Kraamvisite, vergeet rompertjes en rammelaars, dít is het ideale cadeau voor prille ouders.
Francesca van Berk, Mag ik nog een hapje?, uitgeverij Bruna, ISBN 9789400507258, € 19,99