Na bijna 10 jaar foodbloggen valt een mens wel eens in herhaling. Aan de andere kant: niet elke (nieuwe) lezer heeft alles gelezen. Neem nou lambada’s. Ik dacht dat iedereen intussen wel bekend zou zijn met het fenomeen, maar nee. Daarom toch maar weer even een educatief stukje.
Want, hoezee, de lambada is weer gesignaleerd! De lambada, dames en heren, is geen Zuidamerikaanse dans, maar een aardbei. Een soort aardbei. Of, moet ik zeggen: een ras.Dat weten de meeste mensen niet, die kennen alleen ‘Hollandse’ aardbeien, desnoods ‘aardbeien van de kouwe grond’, en het fenomeen ‘Spaanse bonken’ doet soms ook nog wel een belletje rinkelen, maar dat is het dan. Aardbeien zijn aardbeien. En dat terwijl we voor appels overal kunnen kiezen uit elstar, cox, jonagold, goudreinet, granny smith, braeburn, fuji en pink lady.
Welnu, met aardbeien zou het net zo moeten wezen, ware het niet dat je appels een jaar in een koelcel kunt bewaren en aardbeien niet. Dat is teer spul. Dus vooral het meest stevige, vervoerbare ras is populair, en dat is de elsanta. De eenheidsworstaardbei. Let wel, op zich kan dat best een fijne aardbei zijn, zeker volop in het seizoen, maar toch. Als je eenmaal een lambada, korono of polka geproefd hebt, een honeoye of mara des bois, dan is er geen weg terug. Dat zijn echte smaakaardbeien, geteeld om, inderdaad, de smaak. Wie blieft er nog ananas uit blik als je eenmaal verse ontdekt hebt? Pesto uit een potje versus zelfgemaakte? Zo zit het met smaakaardbeien ook. Alleen kom je ze in een winkel zelden of nooit tegen.
Behalve dus de lambada. Dat is een bescheiden succesverhaal. Elk jaar is ‘ie de snelste. De allereerste van het seizoen. Echt een groot feest als ik die weer voor het eerst bij de groenteboer zie liggen. Nu ja, maart is wel héél vroeg. Ze komen nu dan ook nog uit de kas (de Hollandse kas hè? Niks ingevlogen!), maar straks, van de volle grond zijn ze nóg lekkerder. Alleen worden ze dan razendsnel verdrongen door de elsanta’s. Het is niet anders. Het is een kwestie van toeslaan als je ze ziet.
Even voor de goede orde, níet deze dus:
Niet deze:
Deze ook niet:
O gruwel, dat zijn allemaal de welbekende Spaanse (of zelfs Marokkaanse) bonken. Rood van buiten maar wit van binnen. Onrijp geplukt dus knetterhard teneinde heelhuids het transport te doorstaan. En nee, narijpen doen ze niet, dus wat niets is kan ook nooit meer wat worden.
Overigens was ik precies vorig jaar om deze tijd in zuid-Spanje en daar verkochten ze deze aardbeien op de markt in Malaga:Dat zijn nou pas echt Spaanse bonken waar je u tegen zegt. Als mandarijnen zo groot! Maar enfin, dit geheel terzijde.
Ik bedoel natuurlijk deze:
Dit zijn lambada’s. Te herkennen aan hun iets langwerpige vorm, het beetje slordige groene kroontje en hun tere gestel. Maar vooral hun onmiskenbaar aromatische, geurige smaak. Hoor ik daar iemand ‘zomerkoninkjes’ zeggen? Die term is een vergissing. Als de eerste lambada’s zijn gesignaleerd, kun je pas echt spreken van voorjaar. En waar vindt een mens deze lekkernij? Bij de groenteboer, bij voorkeur de betere. Dat kan de sjieke groentejuwelier zijn of de gewone Turk op de hoek. Nooit, nee, nooit in de supermarkt. Niet schrikken van de prijs, ze doen op het moment makkelijk € 7,95 voor een doosje. Dat lijkt krankzinnig veel, maar het is een kwestie van perceptie. Dit is geen peperduur bakje fruit, maar een spotgoedkoop doosje calorieloze bonbonnetjes, die je ongestraft één voor één allemaal kunt oppeuzelen.
Vooral níet fijnprakken op de boterham of bedelven onder de yoghurt met muesli. En al helemaal geen suiker over strooien. Allemaal zonde. Gewoon zo, puur wegsnacken. Nog een laatste tip: laat ze vooral even op kamertemperatuur komen. Net uit de koelcel of van de buitentafel bij de groenteboer, of zojuist vervoerd in de fietstas, zijn ze nog te koud, dan smaken ze nog niet zo uitgesproken. Even geduld dus. Maar dan heb je ook wat. Klein lentegeluk in het groot.