De kliekjesweken rijgen zich aaneen in huize Koken met Karin, en de kasten raken gestaag leger. Vandaag het recept voor de allermakkelijkste kliekige borrelhapjes ever, en nog best elegant chique gevalletjes ook. Recept is trouwens een groot woord, het is werkelijk te simpel voor woorden, maar servicegericht als ik ben, zal ik het toch even opschrijven.
Ontdooi een paar plakjes bladerdeeg die een béétje kooklustige altijd in de vriezer heeft liggen. Ik had er nog slechts drie, maar zelfs daarmee kom je al een heel eind. Ik heb ze even aan elkaar geboetseerd op een velletje bakpapier (lees: anti-plak én schoon aanrecht) zodat je één langwerpige lap krijgt. Zoek daarna in de koelkast naar zo’n halfvol potje tapenade dat er al maanden doelloos staat te vegeteren en waarvan je bij god niet meer weet hoe je eraan gekomen bent, maar wat eigenlijk niet lekker genoeg is om op een toastje te smeren, waardoor je er maar niet vanaf komt. Zo’n potje dus. Smeer dat uit over het bladerdeeg. Dikte/dunte geheel naar eigen inzicht en afhankelijk hoe graag je van dat potje af wilt.
En nu is het een kwestie van de boel oprollen. Als je (zoals ik) de lange zijde oprolt, dan krijg je een dun rolletje en dientengevolge ook kleine hapjes (maar dan heb je er wel lekker véél per persoon!). Als je ze wat substantiëler wilt, dan zou ik 2 plakjes bladerdeeg aan elkaar plakken en dan juist vanaf de korte zijde gaan rollen, dan krijg je een dikkere rol en minder, maar grotere hapjes. Enfin, ik wil maar zeggen, je kunt er dus een beetje mee spelen.
Vervolgens de rol met een scherp mes in plakjes snijden, die onvermijdelijk ingedeukt raken, maar je trekt ze gewoon weer min of meer recht tot een rondje en legt ze dan op een met bakpapier beklede bakplaat. Schuif de voorverwarmde oven in (200 graden) en bak 12-15 minuten tot ze goudbruin, gaar en droog zijn. Tip: check ook even de onderkant, als het bladerdeeg er nog nattig uitziet, moeten ze even terug. Draai ze desnoods even om.
Nu alleen nog drank erbij en klaar ben je.