Op zoek naar een leuk recept uit het gisteren besproken kinderkookboek Taart bleef mijn blik toch onvermijdelijk hangen bij de chocolade-petitfours. In de televisieserie brengt Kadir er eentje naar zijn juf Merel, gespeeld door de altijd leuke Anniek Pheifer, die met haar onzekere gestotter de klas niet echt de baas kan. Maar na een hapje van deze (niet zo heel petieterige) petitfour en de gelukzalig uitgesproken verzuchting “Jouw vader kan toveren” heeft ze ineens de wind eronder. Eventjes dan. Wat een chocoversnapering al niet vermag. Het zijn een soort mini-sachertortes, heel makkelijk om te maken. Ik heb de beschrijving even in mijn eigen grotemensenwoorden gedaan, dat scheelt een hoop tekst.
Nodig voor 8 à 10 stuks:
130 g boter
130 g pure chocolade, in stukjes
2 eieren
115 g suiker
40 g bloem
2 theel cacaopoeder
½ pot frambozen-/abrikozenjam
Glazuur:
200 g pure chocolade, in stukjes
200 g boter
Garnering:
pistachenootjes, cranberry’s, suikerpareltjes
Oven voorverwarmen op 170 °C.
Beslag: Smelt de boter en de chocola au bain marie of in de magnetron (voorzichtig! Niet te lang! Tijdig roeren!) Klop de eieren met de suiker schuimig. Schep de (samen gezeefde) bloem en cacao erdoor. Bekleed een vierkante bakvorm (24×24 cm) met bakpapier en schep het beslag erin. Bak ± 25 minuten. Snij economisch efficiënt in vierkantjes of (zoals het eigenlijk hoort en er veel eleganter uitziet) steek er rondjes van Ø 5 cm uit (en snoep de overgebleven restjes op). Leg op een taartrooster. Plak twee rondjes op elkaar met een dot jam ertussen.
Glazuur: Smelt weer de chocola en boter au bain marie. Giet over de gestapelde torentjes. Laat hard worden.
Garnering als het glazuur nog vochtig is: een pistachenootje, cranberry of suikerpareltje erop.
Dit recept komt zoals gezegd uit het boek Taart. Lees hier mijn recensie.