Gisteren schreef ik al over het prille eerste kookboekschrijfproces van Koken met Karin Zónder Pakjes & Zakjes 2. Na het bedenken en schuiven in schema-vorm, begint pas het echte werk met de receptteksten. Ik pas recepten aan waar ik denk dat het nodig is. Bijvoorbeeld omdat ik intussen een geniaal nieuw inzicht heb opgedaan of omdat me dat lekkerder lijkt of omdat het dan beter past in het geheel of omdat ik vind dat een kookboek óók een flink aantal vegetarische recepten moet bevatten.
Iets met linzen
Veel gerechten moeten opnieuw gekookt worden om nieuwe varianten uit te testen. Ook moetener geheel nieuwe gerechten worden gecreëerd omdat ik bijvoorbeeld heb bedacht dat ik toch echt nog ‘iets met linzen’ erin wil, of ‘iets met geitenkaas’. Het begint vaak met kijken wat er op de verpakking van diverse pakjes of kant-en-klaarmaaltijden staan en met die ingrediënten, plus natuurlijk mijn jarenlange kookervaring, schrijf ik eerst een ruw recept. Dat print ik uit, en daarmee ga ik de keuken in. Waarna talloze aantekeningen de boel redelijk onleesbaar maken, maar wel steeds lekkerder. Althans, dat is de bedoeling.
Proefkonijnen
En wat doe ik met al die gerechten? Opeten uiteraard! Niet in m’n uppie, dat is niet te doen, maar ik serveer de boel aan een heel legioen van proefkonijnen dat op bestelling op de stoep komt staan om kritisch te komen proeven. Zo zie je je vrienden, familie en buren tenminste nog eens. Nee, geen onbekende lezers. Die vraag krijg ik vaak, maar daar valt eerlijk gezegd niet aan te beginnen. Misschien ooit, als er een drastisch tekort aan proefpersonen ontstaat in mijn eigen kring, maar dat risico lijkt me redelijk nihil.
De gerechten die hierna nóg niet op zijn, gaan in de vriezer voor uitgeputte avonden als ik helemaal geen puf meer heb om te koken. Want ja, ook ik heb daar wel eens last van…
Deel 3 is gewijd aan de luxe van een testteam.
Terug naar aflevering 1 van deze minicursus kookboek schrijven.