Gisteren had ik het over die Oostenrijkse Käferbohne, alias Keverbonen. Die zijn op zich al reusachtig, maar als je ze twaalf uur laat weken in koud water worden ze zo mogelijk nog groter. Een soort reuzenkakkerlakken, maar laat je daar vooral niet door ontmoedigen.
Met vers koud water en twee verse laurierblaadjes (een laurierstruik groeit zelfs in een pot op het balkon tegen de klippen op, dus dan kun je makkelijk royaal doen) opgezet en 1 uur zachtjes koken op een heel laag pitje. Niet te hard, ze mogen niet stukkoken natuurlijk. En dan gewoon uit laten lekken. Je kunt de dressing er warm overdoen en dan de boel rustig laten afkoelen, maar andersom kan ook. In ieder geval worden ze koud gegeten. Niet koelkastkoud, maar kamertemperatuurkoud.
In Oostenrijk at ik Käferbohnensalat steevast met pompoenpitolie en dungeschaafde rettich. Het eerste heb ik tegenwoordig wel in huis, het tweede niet, maar Hollandse radijsjes leken me een waardige vervanger. Dressing van pompoenpitolie dus, plus wat balsamico-azijn, zout, peper. Verder nog een sjalot in dunne ringetjes en wat platte peterselie (oja, en op de foto nog wat rondslingerende blaadjes oregano, puur voor de gezelligheid).
P.S. Heb je geen pompoenpitolie? Neem dan lekkere olijfolie of notenolie.