Hoe is het toch met die Franse radijzen? Na de beloofde 18 kweekdagen was het resultaat nog niet om naar huis te schrijven, laat staan op te eten. Maar intussen heb ik een heus radijzenoerwoud op het balkon. Gek genoeg zijn er twee soorten radijzen. De lange, dikke jongens die half boven de grond uitsteken (‘pluk mij! pluk mij!’) en de dunne sprietige stengeltjes die weliswaar rood zijn en een weelderige bos groen boven zich dragen, maar waarop het woord radijs volgens mij toch echt niet van toepassing is. Wat o wat doe je daarmee? Wachten. Ik eet eerst de dikke radijzen, en dat is een waar genot, want ze zijn lekker pittig, en ik wacht of het nog wat wordt met die anorexiapatiëntjes van me.