Een week geleden om deze tijd at ik in het Lisssabonse zonnetje het lekkerst denkbare gebakje: pasteis de Belem. Hmmmmm. De algemene naam is pasteis de nata (roomgebakjes) maar er is één bakkerij in Belem die ze al sinds 1837 het allerallerlekkerst maakt. Wat is er nou eigenlijk zo bijzonder aan een pastel de Belem?
Ten eerste het prettig handzame formaat, waardoor je simpelweg blijft eten. Verder de ultraknapperige bodem en natuurlijk de romig-zachte puddingvulling, die idealiter zelfs nog een beetje warm is. Je kunt er nog wat kaneel over strooien, maar dat hoeft van mij niet eens.
Pasteis de nata zijn overal in Portugal verkrijgbaar, maar pasteis de Belem worden gezien als het nec plus ultra. De gelijknamige patisserie in Belem blijkt dan ook het favoriete zondagsuitje van de lokale bevolking: aan de balie staan de klanten vijf rijen dik te bestellen, en in de vele zaaltjes erachter is het een krankzinnige drukte. Obers rennen af en aan met volle dienbladen, terwijl tussen de tafels rijen hongerige wachtenden speuren naar een vrij plekje.
Uiteraard heb ik een doos mee naar huis genomen, maar ja, de 12 pasteis waren natuurlijk in een mum van tijd verdwenen. De komende tijd ga ik op zoek naar recepten en uitproberen of ik ze thuis ook maar bij benadering kan namaken. Iedereen die een recept heeft, laat het me weten! Obrigada!
Naschrift: het is gelukt hoor, om ze na te maken. Het recept staat in mijn kookboek Handboek Oven en heet daar ‘puddingtaartjes’.